De Galgo Español

Herkomst
De Galgo Español dankt zijn naam aan de Gallische stammen die ooit het Iberisch schiereiland bevolkten. Het is een oud renhondenras dat al eeuwen raszuiver is gefokt. Men gebruikte deze windhond op boerenbedrijven in Castilië en Andalusië als jager op kleinwild en als bewaker. Bij de rennen in Spanje is hij favoriet.

Algemeen voorkomen
Hij lijkt op een Greyhound, maar heeft een smaller hoofd en een minder gewelfde rug. Het lichaam is lenig en uitgebalanceerd, en hij heeft een zeer lange, min of meer sabelvormige staart die laag wordt gedragen.

Schofthoogte
reuen 65 – 70 cm; teven iets kleiner

Gewicht
30 kg

Vacht
De beharing is kort, dicht, goed aanliggend en glanzend. De Galgo Español komt voor in de kleuren zandkleurig, rood, geel, bruin met zwart masker, wit en zwart. Vaak zijn ze gestroomd.

Gebruik
Zichtjager op klein wild, gezinshond

Gezondheid
Er zijn geen rasspecifieke gezondheidsproblemen bekend.

Aard
Temperamentvol met een groot uithoudingsvermogen, intelligent, nieuwsgierig, aanhankelijk, geduldig met kinderen, trouw. Hij beschermt zijn gezin als dat nodig is. De Galgo Español is een nog zeer oorspronkelijke hond met een sterk jachtinstinct. Hij jaagt op alles wat beweegt, dus ook op katten.

Bijzonderheden
Af en toe verzorgen met een zachte borstel.

bron RvB

Over de Galgo Español

De Galgo Español ~ een hond die er fragiel uitziet, maar een enorme wilskracht en snelheid bezit. Hij komt voor in twee verschillende type, elegant met gladhaar en rustiek met ruwhaar. Beide typen karakteriseren zich door hun robuustheid, wendbaarheid en energie, tezamen met een aangenaam karakter. Eigenlijk is het moeilijk te begrijpen waarom dit ras zo zeldzaam is tussen de windhonden. In Spanje, het land van oorsprong, is de Galgo Español al sinds jaar en dag een zeer gewaardeerde jacht- en familie hond.

Geschiedenis
Maar een paar mensen weten dat Spanje op een lange windhonden traditie kan terug kijken. Sommige toeristen zullen zeker al eens de originele windhond in Spanje gezien hebben. Zo treft men hen bijvoorbeeld aan in de dorpen aan de zijde van zijn baas, klaar voor de hazenjacht over ruig terrein. Ze hebben een elegante aanblik met hun lang gestrekte lichaam, lange hals en smal hoofd.
Hun verschijningsvorm, welke niet door fokkers is gecreëerd voor een bepaalde schoonheid, komt voort uit de natuurlijke eisen van de Hazenjacht.
Een groot gedeelte van Spanje bestaat uit steppen, waar alleen de restanten van de oorspronkelijke bossen nog zichtbaar zijn.
Om op een haas in het open veld te jagen, heeft men een hond nodig die zeer snel is en met een groot uithoudingsvermogen. Hij moet extreem wendbaar zijn, om een haas die plotseling van richting verandert te kunnen volgen.

Op het droge onvlakke terrein van de Spaanse hoogvlakte, bezaaid met stenen, is een enorme kracht nodig om de jacht op de haas zonder blessures te kunnen voltooien. Het klimaat, de topografie en de jachteisen hebben het uiterlijk en de kwaliteiten van de Galgo Español duidelijk beïnvloed.

Als je zoekt naar de oorsprong van de Galgo Español, dan moet je ver terug gaan in de geschiedenis. Verschillende eeuwen voor Christus jaagden de Kelten al met een windhond van gemiddelde grootte. Deze honden volgde het wild niet alleen met hun neus, maar ook met hun scherpe ogen en ze waren snel genoeg om hun prooi met rennen te vangen. Als waardevolle jachthulpen begeleidden zij de Kelten tijdens hun migraties en zo werden zij verspreid over bijna heel europa. Zij kwamen aan op het Iberische schiereiland, toen de Kelten in het jaar 600 voor Chr. De Pyreneeën over staken. Eeuwen later heerste de Romeinen over grote delen van europa en zetten de traditie van de jacht met Keltische windhonden voort. De reputatie van deze honden spiegelt zich af in de vele schilderijen en teksten uit deze tijd. In de voormalige provincie Hispania, werd dit windhondenras Canis Gallicus genoemd, en men neemt aan, dat hier uit in de loop der jaren het woord Galgo is ontstaan, welke tegenwoordig in het Spaans het algemene woord voor windhond is.

De Galgo Español, oftewel Spaanse windhond, is, zoals andere Europese windhonden rassen, een afstamming van de Keltische windhond. Maar, het ras is over de eeuwen heen waarschijnlijk beïnvloed door andere rassen zoals bijvoorbeeld de Podenco Ibicenco of de Sloughi, welke door de Moorse overheersers, in de 8-15 eeuw na Chr., meegebracht werden naar de zuidelijke regionen.

De Galgo Español is zeer verwant met de Spaanse traditie en was gedurende eeuwen een compagnon van de Spaanse adel. Zo wordt er bijvoorbeeld over de Spaanse nationaal held El Cid geschreven, dat hij met deze honden ging jagen. In Spanje was jagen met windhonden niet alleen een privilege voor de rijkere mensen zoals in vele andere Europese landen.
Vandaag de dag wordt er nog altijd gejaagd door de plaatselijke bevolking. Oorspronkelijk was de hazenjacht alleen voor het verkrijgen van voedsel, maar later werd dit een georganiseerde sport, de zogenaamde "CARRERAS EN CAMPO".
In deze competitie wordt de moed, kracht en jachttechniek van deze honden beoordeeld. De traditie en de regels van zo een competitie kunnen worden teruggeleid naar de tijd van het Romeinse Imperium. Heden ten dage zijn vele Galgo Español bezitters lid van kleine renverenigingen die regelmatig coursingen organiseren.
Het doel is om bij de beste van het land te horen om in de finale van de Spaanse coursing kampioenschap "Copa de Su Majestad el Rey" te verschijnen.

Ondanks zijn populariteit, dreigde de raszuivere Galgo Español aan het begin van onze eeuw uit te sterven.
In de jaren ´30 zijn vele Spanjaarden overgestapt van de traditionele rennen "carreras en campo" naar het professionele baanrennen, volgens het engelse idee.
Hier ging het niet om roem en eer maar om het geld. In de eerste races werden Galgos en greyhounds samen gestart, maar de Galgo Español is op een vlakke renbaan niet zo snel als de greyhound. Omdat greyhound gevoeliger is voor blessures, kruisten de Spanjaarden al snel geïmporteerde greyhounds met hun Galgos Españoles. Dit om honden met snelheid en robuustheid te krijgen.
De voor de renbaan gefokte kruisingen, Galgo Ingles-Español genoemd, lijken in zijn verschijning en karakter meer op de greyhound. Het type van de Galgo Español verdween hier door meer en meer. In de binnenlanden van Spanje, waar de honden nog gefokt werden voor de hazenjacht of "carreras en campo" en geen kruisingen met greyhounds werden/worden gedaan, zijn er daar nog vele mooie en hoogtypische Galgos Españoles bewaard gebleven.
Jammer genoeg zijn nog vele eigenaren niet geïnteresseerd om hun puppen in het stamboek op te laten nemen. Maar steeds meer ambitieuze fokkers in Spanje hechten waarde aan het fokken van honden met Stamboom en registratie.

Daarnaast moet jammer genoeg ook gemeld worden, dat er ook nog een groot aantal zogenaamde "Galgo-liefhebbers" in Spanje zijn, die deze naam absoluut niet verdienen.
Want er worden nog steeds vele Galgos Españoles aan het einde van het jachtseizoen op verschrikkelijke wijzen om het leven gebracht.

Het verschil tussen een Galgo Español en een Greyhound
Heel laat, rond 1972, is de Galgo Español door de FCI ( Federation Cynologique Internationale) erkend als een op zichzelfstaand ras. De eerste standaard werd gemaakt en is na 10 jaar bijgewerkt en geactualiseerd.

Deze gedetailleerde STANDAARD was nodig om het verschil aan te brengen tussen de Galgo en de Grey vanwege de eerder genoemde kruisingen.
In sommige gevallen is het moeilijk om een Galgo van een Grey te onderscheiden.
De greyhound is een sprinter voor korte afstanden, de Galgo daarin tegen moet in staat zijn langdurig te kunnen galopperen. Deze verschillende eisen vormde hun types. De Galgo is smaller dan de greyhound, een Galgo-reu meet maar 62-70 cm en de teef 60-68 cm. De lendenpartij moet van de zijkant gezien hoger liggen dan de schouders.
In tegenstelling tot de grey, heeft de Galgo geen dikke ronde spiermassa´s op de achterhand en rug, maar een vlakkere bespiering die karakteriserend is voor een lange afstandloper. Zijn borstkas is niet zo diep als die van een greyhound en mag niet tot aan de ellebogen reiken.
Het hoofd van de Galgo is zeer lang en fijn met een smallere schedel en relatief grote roze oren. De staart van de Galgo is erg lang met aan het einde een naar de zijkant staande haak.

Er zijn twee type Galgos, de gladhaar en de ruwhaar, waarbij de ruwhaar een vachtlengte van 10 cm kan bereiken. Daar de twee types door elkaar gefokt mogen worden kan de vacht variëren van kort- tot lang- en ruwhaar. Verder staat er in de standaard dat alle kleuren zijn toegestaan; van gestroomd, zwart, donker en lichte beige tinten, kaneel, geel, rood, wit tot gevlekt, waarbij dit laatste niet erg gewild is omdat daar men aanneemt dit van de greyhound afkomt.
Witte aftekeningen op de snuit, staartpunt en de poten, wat bij veel honden voorkomt, wordt graag gezien.

Karakter
De Galgo Español vertoont typische karaktertrekken van een windhond. Thuis, is de Galgo rustig, niet opdringerig en blaft maar zelden. Hij bewaart zijn energie en Spaanse vurigheid voor buiten. De Galgo kan zonder problemen in de stad wonen, als hij maar genoeg bewegingsmogelijkheden krijgt. Rennend door het open veld laat hij iedereen zijn vurige temperament zien. De Galgo is erg aanhankelijk naar zijn baas en/of familie, bij vreemden is hij vaak terughoudend en voorzichtig, maar absoluut niet agressief.
De Galgo beslist zelf wie hem mag aaien en wie niet. Omdat de Galgo van nature voorzichtig en terughoudend is, is het van het grootste belang dat de puppen al van kleinsafaan met allerlei situaties in aanraking komen. Dit om te voorkomen dat hun voorzichtigheid kan veranderen in angst.
Galgos kunnen prima overweg met andere honden, zij gaan liever de confrontatie uit de weg. Door hun rust en zachtheid gaan Galgos prima met kinderen samen.

Opvoeding
De Galgo Español luistert over het algemeen zeer goed en is makkelijk op te voeden. Hij reageert erg gevoelig op een grove- en harde aanpak. De opvoeding mag nooit met druk of straf gepaard gaan, maar met een aai en een koekje.

Met een zachte en inlevingsvolle training is de Galgo Español een goede volgzame hond. Ondanks dit alles mag je nooit vergeten dat een windhond in korte tijd een lange afstand kan afleggen, zorg daarom als de hond van de lijn gaat dat het veilig is, zonder gevaar van wegen etc.
Tot slot denk er aan, een Galgo is gefokt voor de jacht en dit instinct zit nog altijd in hem.

Voordat je een Galgo koopt, bedenk goed dat windhonden van rennen houden.
Een urenlange wandeling is niet nodig in plaats daarvan geeft de Galgo de voorkeur aan een stuk kort en intensief rennen in volle galop om daarna weer lekker Siësta te houden.
Een Galgo is een ideale partner voor actieve mensen, ze gaan graag mee joggen, fietsen of wandelen.

Kortom een geweldig ras dat veel meer aandacht verdient.
bron NVOW

SPANISH GREYHOUND Standard 1982



GENERAL APPEARANCE

Greyhound of good size, eumetric, subconvex, sub-long line and dolichocephalic. Compact bone structure, head long and narrow (dolichocephalic), ample thoracic capacity, belly very tucked up, very long tail. Hindquarters vertical and muscled. Hair fine and short, or semi-long and hard.

UTILIZATION
Dog for hare hunting, in fast pursuit and being directed by his sight. He has also been used and can hunt other game animals like rabbits, foxes, also boars; however the primordial utilization of the breed is in hunting (coursing) the hare.

HISTORICAL SUMMARY
The greyhound is known since the antiquity by the Romans, even though we are led to suppose that his arrival and implantation in the Península dates back long before that period. Descendant from ancient Asian greyhounds, he has adapted himself to our different terrain of steppes and plains. He was exported in large quantities to other countries, like Ireland, England during the XVIth, XVIIth and XVIIIth centuries. Our greyhound is one of the ancestors of the English greyhound which presents with the Spanish greyhound (galgo) the similarities true to the breed which have served as a base in its selection and subsequent acclimatization. Among the numerous citations by the classical authors, one should select that of the citations by the classical authors, one should select that of the archpriest of Hita who says: "Hare which goes is soon caught in a chase by the greyhound...", thus proving the principal and ancestral function of the breed.

BEHAVIOUR/ TEMPERAMENT
Serious temperament and reserved in occasion, however when out hunting, proves to be an energetic and lively hunter.

PROPORTIONS
Sub-longish line structure; length slightly more than the height. Proportions and functional harmony is to be sought after as much in static position as in movement.

HEAD
Description of the ensemble: in proportion with the rest of the body, long, lean and fleshless. The ratio skull-muzzle is: length of the skull 5, length of the muzzle 5/6.Cranial-facial lines are divergent.Seen from above, the ensemble skull-muzzle must be very long and even (without bulges); with a long and narrow muzzle.

CRANIAL REGION
Skull: Of reduced width and sub-convex profile. The width of the skull shall not exceed half of its length. The skull has a median furrow well marked on its first two thirds; the frontal sinus and the occipital crest are simply indicated.
Stop: In gentle slope, only very slightly accentuated.

FACIAL REGION
Nose: Small, moist with black mucous membrane.
Muzzle: Long, of sub-convex profile, with a narrow, slightly arched nasal bridge towards the nose.
Lips: Very lean. The upper lip just covers the lower lip. The lower lip does not show a marked corner of the lips. Fine, tight, with dark mucous membranes.
Teeth: Strong, white and sound. Scissors bite. Canines very developed. All premolars present.
Eyes: Small, oblique, almond shaped; preferably dark of hazel colour. Calm expression, soft and reserved.
Eyelids: Fine skin and dark mucous membrane. Fitting very closely on the eye.
Ears: Broad at the base, triangular, fleshy in their first third part and finer and thinner towards the tip which will be rounded. Set-on high. When the dog is attentive, they are semi-pricked in their first third with the tips folded, in lateral direction. At rest, they are in "rose type"; close to the skull. When pulled forward they reach very close to the corner of the lips.
Palate: Of the colour of the mucous membranes with strongly marked ridges.

NECK
Long, oval in cross-section, flat, slim, strong and supple. Narrow in its cranial part, widening slightly towards the trunk. Upper profile slightly concave. Lower line almost straight with a slight central convexity.

BODY
View of the ensemble: slightly rectangular, strong and supple. Thoracic cage amply developed; belly well drawn up; giving a look of robustness, agility and resistance.
Withers: simply indicated.
Back: straight, long and well defined.
Loin: strong; not very broad and with an arched upper line, with a compact and long musculature, giving an impression of elasticity and vigour. The height of the loin in its central part may exceed the height at the withers.
Rump: long, powerful and slanting. Its slope to the horizontal exceeds 45º.
Dorsal-lumbar line: with a slight concavity of the back and a convexity of the loin. Without abrupt breaks and without oscillation when moving, giving the impression of great elasticity.
Chest: powerful though not very broad; deep, without reaching the elbow and very deep in its extension up to the floating ribs. Point of sternum marked.
Ribs: the ribs with wide intercostal spaces and flat. The ribs must be really visible and marked. The thoracic perimeter shall be slightly superior to the height at the withers.
Belly-Flanks: belly abruptly tucked up behind the sternum; whippety. Folds of flanks short and lean and flanks well developed.

TAIL
Strong at its root and low set, lengthens between the legs remaining in contact with them. Tapering progressively ending in a very fine point. It is supple and very long; reaching well beyond the hock. At rest, falls in a sickle with a hook at the end more marked and inclined laterally. Brought back between the legs with a terminal hook almost touching the ground in front of the hindlegs, it realises one of the most typical aspects of the breed.

FOREQUARTERS
- View of the ensemble: perfectly vertical limbs, fine, straight and parallel. Metacarpus short and fine. Harefeet.
- Shoulders: lean, short and oblique. The shoulder blade must be noticeably shorter than the upper arm.
- Upper arm: long, longer than the shoulder blade, very muscular, with elbows free although quite close to the body.
- Forearm: very long; well defined bones with well marked tendons, straight and parallel. Carpal pads very developed.
- Metacarpus (pastern): slightly oblique, fine and short.
- Feet: harefeet. Toes tight and high. Phalanges and pads hard and well developed. Interdigital membrane moderately developed, nails well developed.
- Angulations: angle scapular-humeral: 110 degrees. Angle humeral-radial: 130 degrees.

HINDQUARTERS
- View of the ensemble: powerful, well defined bone structure, muscled with long and well developed muscles. Perfectly straight and vertical with correct angles. Hocks well marked, short and vertical; harefeet with toes raised high. They give the impression of power and agility in the impulsion.
- Thighs: very strong, long, muscled and toned. The upper thigh as much as possible nearing the vertical. Seen from behind, they will show, at first glance, a very marked musculature. Broad, flattened and powerful, its length is of ¾ that of the leg.
- Lower thighs: very long with the Achilles tendon clearly visible, which should be well developed.
- Rear pastern: fine, short and vertical.
- Feet: harefeet the same as the front feet.
- Angulations: angle coxal-femoral 110º. Angle femoral-tibial: 130º. Angle of hock: in excess of 140º

MOVEMENT/GAIT
By nature, the typical gait is the gallop. The trot must be extended, low over the ground, elastic and powerful. No tendency of lateralisation or ambling.

SKIN
Closely fitting onto the body on all its parts, solid and supple, pink in colour. The mucous membranes must be dark.

COAT
- Hair: dense, very fine, short, smooth; spread all over the body down to the interdigital spaces. Slightly longer at the back of the thighs.
The variety of semi-long hard-haired: Shows a greater hardness and length of hair which can be variable; although always evenly spread onto the whole body, it tends to form a beard and moustaches at the muzzle, eyebrows and forelock on the head.
- Colour: all colours are admitted. The following colours are considered as the most typical, in order of preference: fawn and more or less dark brindles, well pigmented. Black. Flecked with black, dark and light. Burned chestnut. Cinnamon. Yellow. Red. White. White with white and pied markings or bi-colour and pied.

SIZE
Height at the whiters:
males from 62 to 70 cm.
Females from 60 to 68 cm.
A margin of 2 cm is admitted in subjects of perfect proportions.

FAULTS
Any departure from the foregoing points Should be considered a fault and the seriousness with which the fault should be regarded should be in exact proportion to its degree.

MINOR FAULTS
Straight profile of muzzle.
Pointed muzzle.
Absence of any premolar.
Pincer bite.
Parietal bonex pronounced.
Head a little broad with only some chiselling.
Tail a bit short, not going beyond the hock.
Scars, wounds and scratches in hunting season.

IMPORATANT FAULTS
Skull of excessive width together with pointed muzzle.
Moderate endognathism (overshot).
Absence of canines, not due to accidents.
Voluminous head.
Short and round neck.
Cranial-facial axes parallel.
Eyes light, round, protruding or prominent.
Ectropion and entropion.
Stop very marked.
Ears short, pricked or small.
Lips and dewlap marked.
Barrel-shaped ribs.
Dorsal-lumbar line like a saddle back.
Height at the loin less than the height at the withers.
Short flanks.
Short rump, round or only slightly oblique.
Musculature very protruding, round and not elongated.
Limbs incorrect, splayed toes, cow-hocked.
Weak pads.
Tail and ears amputated.
Outlines of coarse appearance, heavy or without suppleness.
Unbalanced character (temperament)

ELIMINATORY FAULTS
Insufficiency of type (lacking in type).
Split nose.
Undershot or overshot mouth.
Albinism.
Topline very broad, flat and straight.
Chest let down well below the elbow.
Any other typical characteristic which would recall or indicate a cross-breed.

NOTE
Male animals should have two apparently normal testicles fully descended into the scrotum.