De lange jacht

Veel hondenrassen zijn ”werkloos” geworden. Soms is dat omdat hun werk verdwijnt, zoals het bewaken of drijven van vee. Soms omdat hun taak bij wet wordt verboden, bijvoorbeeld de lange jacht met windhonden. Mensen zijn inventief en bedenken andere bezigheden voor hun viervoeters, zoals schapendrijven voor herdershonden, en rennen of coursen voor windhonden...

De term ”lange jacht” heeft geen relatie tot de duur van de jacht, maar heeft betrekking op de lichaamslengte van de honden waarmee wordt gejaagd. De geschiedenis van de lange jacht is net zo oud als de geschiedenis van de verschillende windhondenrassen. En net als bij andere vormen van jacht met honden heeft de oervorm van de lange jacht voedselvergaring als doel. Wapens, vallen, netten, enzovoort worden daarbij (nog) niet gebruikt. Windhonden moeten het wild op eigen kracht, snelheid en uithoudingsvermogen pakken en doden. Dat voor deze jacht alleen snelle, lenige en wendbare honden geschikt zijn, is voor ons niet meer dan logisch. Echter, in tijden dat ”aerodynamiek” een nog volstrekt onbekend begrip is, weten jagers al dat smalle, hoogbenige, ”gestroomlijnde” honden de snelste in de achtervolging zijn.

Brakkenjacht

Sommige kynologische auteurs noemen de meutejacht (te voet of te paard) met brakken ook lange jacht, hetgeen technisch gezien juist is. Echter, in de Nederlandse jachtwetten wordt uitsluitend gesproken over lange honden en hun aanleg tot het achtervolgen en doden van wild. Uit Nederlandse jurisprudentie van 1940 en 1955 blijkt wat men onder een lange hond moet verstaan: ”... niet is beslissend het ras waartoe de hond behoort en evenmin hetgeen het spraakgebruik onder dit begrip verstaat. Onder een lange hond moet worden verstaan een hond die geneigd is tot het jagen, dus tot het opsporen van het wild, en door zijn lichaamsbouw in staat is een haas op het gezicht te achtervolgen, in te halen en te grijpen zonder deze door de achtervolging te hebben afgemat.” Artikel 16 van de Flora- en Faunawet zegt: ”Het is een ieder verplicht te verhinderen dat een dier dat hem toebehoort of onder zijn toezicht staat, in het veld dieren opspoort, doodt, verwondt, vangt of bemachtigt.” In deze twee plaatjes passen dus meer hondenrassen dan alleen de windhonden!

Zichtjagers

Windhonden zijn zogenoemde zichtjagers. Het eenmaal gespotte wild wordt met het oog gevolgd en, dankzij een snelle sprint of het grote uithoudingsvermogen van de hond, overmeesterd. In het artikel ”De Wolvenjacht” in Onze Hond december 2008 heb ik geschreven over Barsois, die wolven achtervolgen en stellen. Deze honden worden vergezeld door gewapende jagers te paard of jagers in een door paarden getrokken slee. Zij geven de wolf het genadeschot. Anders ligt het bij een buit van kleiner formaat, zoals bij hazen en konijnen, die veelal sneuvelen door de kaken van de hond. Dat de lange jacht bij voorkeur moet plaatsvinden op uitgestrekte, effen terreinen, is begrijpelijk. Alleen dan kan de hond het wild met de ogen volgen. Dat zal ook één van de redenen zijn dat in beschrijvingen uit het oude Griekenland zelden sprake is van een lange jacht met windhonden, maar veel meer van jacht met brakkentypen. Dat zijn speurhonden die niet hun ogen, maar hun neus volgen en zo de uit zicht geraakte buit kunnen achtervolgen.


Spaanse windhond, getekend door Joris Hoefnagel (1542-ca. 1600). Prent uit de reeks ’Jachthonden’ van aartshertog Ferdinand II, circa 1585. (Österreichische Nationalbibliothek, Wenen).


Jacht in de oudheid

Dankzij de boeken ”Arrianus, de lange jacht en lure coursing” en het prachtige werk van drs. Robert van der Molen, ”Honden bij de Grieken en Romeinen”, weten we het een en ander over de (lange) jacht in de oudheid. Robert van der Molen meldt dat de Afghaanse Windhond en de Saluki tot de oudste windhondenrassen behoren, die duizenden jaren geleden al bekend zijn. Oude Egyptische, Griekse en Romeinse afbeeldingen en modern DNA-onderzoek van Dr. Heidi G. Parker van het National Human Genome Research Institute in Amerika gaan hand in hand als het om het vaststellen van een eventuele verwantschap tussen antieke typen (wind)honden en nu bestaande rassen gaat. (Lucius Flavius) Arrianus, geboren circa 90 na Chr., zouden we nu een kynologisch publicist noemen. Hij wordt geboren in de buurt van het huidige Izmit (Turkije), is een aantal jaren consul in Rome, maar kan zich een deel van zijn leven geheel wijden aan zijn liefhebberijen, de jacht en het schrijven. Hij is één van de klassieke auteurs die, rond 145 na Chr., in zijn boek ”Cynegeticus” over de lange jacht met windhonden schrijft. Arrianus heeft een tip bij deze jacht: de jagers moeten ”zich matigen bij het aanmoedigen van de honden, omdat het steeds maar roepen van de naam hinderlijk wordt”. Oude mozaïeken laten zien hoe de windhondentypen er uit zien en ook dat de buit veelal uit konijnen en hazen bestaat. Eén van de mooiste is het Romeinse mozaïek uit El Djem (Tunesië) dat – als ware het een antieke strip – het verhaal van de lange jacht vertelt. De haas wordt uit zijn leger opgestoten en de windhonden – lange lichamen en lichte krul in de staart – worden geslipt (los gemaakt van de halsband). Tot slot is de haas het spreekwoordelijke haasje. De hier afgebeelde honden met de prikoren en de korte staart zijn niet direct aan een type/ras te koppelen.

Spel tussen buit en jager

Voor de oude geschiedenis van de lange jacht met windhonden moeten we ook nog even naar Egypte. Oude Egyptische afbeeldingen, onder andere op muren en tombes, tonen beelden van de jacht met een type hond dat doet denken aan een windhond. Een Egyptische militair, Muhammyd Ibn Magli, schrijft rond 1300 in Caïro een handleiding voor de jacht voor zijn meester, de sultan. In tegenstelling tot vele van zijn voorgangers en navolgers heeft hij enige aandacht voor de zichtjacht. Hij vertelt over de eerste trainingen met door hem gefokte pups, maar een uitvoerige beschrijving van de lange jacht geeft hij toch niet. De reden daarvan – we kunnen er alleen maar naar gissen – is wellicht dat de lange jacht eigenlijk geen uitgebreide beschrijving nodig heeft. In de pure vorm is het een uiterst simpele manier van jagen: er is een prooi en er is een hond die op het juiste moment door de jager wordt geslipt. Daarna is het een afmattend en dodelijk spel tussen hond en buit.

Hazenjacht

Terecht schrijft Robert van der Molen dat ”de lange jacht met windhonden pas in de (late) middeleeuwen verder werd ontwikkeld.” En rond die tijd, de veertiende eeuw, is het befaamde werk van Gaston Phoebus, ”Le Livre de Chasse”, natuurlijk een prachtige informatiebron. Kijken we naar de middeleeuwse afbeelding van de hazenjacht, dan zien we echter dat brakkentypen in de meerderheid zijn en dat er slechts twee windhondentypen achter het haas aan jagen. Brakkenjacht? Lange jacht met windhonden? Of gewoon hazenjacht? In ieder geval een hazenjacht met gebruik van windhondentypen. Ook op andere middeleeuwse en latere voorstellingen worden brakken vaak samen met windhonden afgebeeld. Dat vorsten elkaar jachthonden schenken is een algemeen bekend feit en vooral windhonden zijn kostbare cadeaus. Zo schenkt aartshertog Albrecht II van Oostenrijk (1559-1621) in 1612 vier koppels windhonden aan de Engelse koning James I van Engeland, een prachtig en nuttig geschenk.


’Zelfportret in jachtkostuum’ van Alexandre-François Desportes (1661-1743), circa 1699. (Musée du Louvre, Parijs).


Natuurgetrouw

We maken een enorme sprong in de tijd en moeten concluderen dat de grens tussen de echte lange jacht en het daaruit ontstane coursing niet gemakkelijk is te trekken als het om een jaartal gaat. In Engeland krijgt coursing al een competitie element in de zestiende eeuw. Afbeeldingen van het vasteland van Europa spreken dan nog over de jacht of de lange jacht. De eerste officiële coursing in Engeland – uitsluitend voor Greyhounds – vindt in 1776 plaats in het graafschap Norfolk. Men bootst de lange jacht keurig na: slechts twee Greyhounds tegelijk mogen achter één haas aan, die een voorsprong van 240 yards krijgt. Sommige auteurs maken helemaal geen onderscheid tussen lange jacht en coursing en definiëren alle historische vormen van achtervolging door snelle windhonden als coursing. Coursing (of Lure Coursing) is vandaag de dag ”een sport waarin men met windhonden de jacht op het haas zo natuurgetrouw mogelijk tracht te imiteren, dus zonder levende prooi. De windhonden jagen op een kunstmatige prooi, welke normaal gesproken bestaat uit enkele repen stevig wit plastic of een namaakbontje. Door het op een bepaalde manier plaatsen van klossen (pulleys) in het veld, bereikt men het effect van het slaan van haken door het haas.” (Citaat: www.windhonden.nl) Windhondenrennen is een andere tak van sport voor windhonden, waarover informatie is te vinden op de drie in kader genoemde websites.

Wetgever

In het algemeen kunnen we zeggen dat de lange jacht met windhonden door een aantal oorzaken is verdwenen. Ten eerste, omdat de jachtterreinen in een steeds dichter bevolkt en bebouwd Europa te klein worden voor kilometerslange achtervolgingen; ten tweede, omdat de speurhonden, de brakken, het wat populariteit betreft toch ”winnen” van de windhonden; ten derde, omdat steeds geavanceerdere jachtwapens worden gebruikt; en ten vierde, omdat de wetgever zich gaat bemoeien met deze jachtvorm. En bemoeien betekent meestal verbieden. In Frankrijk gebeurt dat in 1844 en Duitsland volgt in 1848, het revolutiejaar. De brakkenjacht – toch ook een lange jacht – wordt niet verboden. Brakken drijven het wild immers alleen maar op en volgen het spoor met hun neus. Zij zijn, in tegenstelling tot de windhonden, langzamer dan het wild dat ze opstoten, en spoorvastheid en uithoudingsvermogen zijn hier de trefwoorden. In Engeland ontwikkelt de lange jacht zich al heel vroeg van het ”jagen voor voedsel” naar coursing, dan nog een sport voor rijken en machtigen, maar vanaf circa de twintigste eeuw ook populair onder ”de kleine luyden”.


Onze Hond (6-2010), met dank aan Ria Hörter (www.riahorter.com)