Rabiës ofwel hondsdolheid



Hondsdolheid wordt veroorzaakt door een virus.
Er circuleren een aantal verschillende virussen (7 virustypen), die bijna allemaal ook besmettelijk voor de mens zijn. Zonder snelle behandeling is besmetting dodelijk voor mens en dier. Er zijn geen dieren bekend die het virus bij zich dragen zonder zelf ziek te worden. In sommige landen circuleert hondsdolheid nog in grote mate onder (zwerf-) honden en katten, die zich besmetten door elkaar te bijten. Dus oppassen met het meenemen van 'zielige' zwerfdieren uit het buitenland.

Door wie wordt het virus overgedragen?

De belangrijkste dierreservoirs zijn, met risico op overdracht naar de mens, wilde en tamme vleeseters (zoals de vos, wolf, hond en kat) en sommige soorten vleermuizen. Alle zoogdieren kunnen besmet raken met hondsdolheid.

Hoe wordt het virus overgedragen?

Besmette dieren en mensen scheiden het virus uit via hun speeksel. Door bijten of likken aan huidwondjes kan het virus binnendringen. Vanuit de plek waar het virus binnenkomt vermenigvuldigt het zich eerst in de spieren en gaat dan via het zenuwstelsel naar de hersenen.

Wat zijn de ziekteverschijnselen bij de mens?

De tijd tussen besmetting en het verschijnen van de ziekteverschijnselen is gemiddeld één à twee maanden maar varieert van enkele dagen tot een jaar, afhankelijk van de plaats van de beet.

Het kan zich uiten in een 'furieuze vorm' met krampen en overactief zijn of een 'paralytische vorm', waarbij een verergerende verlamming optreedt. In het begin van de ziekte treden weinig specifieke ziekteverschijnselen op zoals koorts, verminderde eetlust, misselijkheid, braken en hoofdpijn. Later treden zenuwverschijnselen op zoals krampen of verlammingen, nekstijfheid, hyperactiviteit en stuipen. Bij ongeveer de helft van de mensen treden spasmen op van de slikspieren en halsspieren wanneer water of speeksel weggeslikt moet worden. Mensen krijgen dan watervrees. Samen met een verhoogde speekselvloed leidt dat tot schuimvorming op de mond. In een verder stadium treedt coma op, leidend tot de dood door ademhalingsstilstand. en hartproblemen.

Wat zijn de ziekteverschijnselen bij het dier?

Ziekte bij het dier gaat gepaard met dezelfde ziekteverschijnselen als bij de mens, waarbij honden en katten vaak vooral de 'furieuze vorm' laten zien en de landbouwhuisdieren de 'paralytische vorm'. Bij vrijwel alle dieren is een veranderd gedrag één van de eerste verschijnselen, bij honden en katten is dat vooral agressief gedrag. Landbouwhuisdieren zonderen zich meestal af van de kudde.

Waar en hoe vaak komt rabiës voor?

Het klassieke rabiësvirus komt wereldwijd voor. In landen als India circuleert het nog veelvuldig onder honden, katten en wilde dieren. Daar komen veel ziektegevallen bij de mens voor. Wereldwijd sterven er jaarlijks ongeveer 50.000 mensen aan rabiës.

Dankzij het uitleggen van lokazen met vaccin is rabiës in West en Centraal Europa sterk afgenomen. Deze orale (= via de bek toegediende) vaccinatiecampagnes in de periode 1988 - 1992 hebben ervoor gezorgd dat het klassieke rabiësvirus bij vossen niet meer in Nederland voorkomt.

Vleermuizen, met name de laatvlieger en de meervleermuis kunnen rabiës wel bij zich dragen, ook in Nederland. Hoewel dit een ander virustype (EBLV) is, zijn in Europa toch enkele mensen hiermee dodelijk getroffen. Het laatste geval vond plaats in 2002, toen een Schotse vleermuisonderzoeker overleed na een beet van een vleermuis. De man was niet gevaccineerd en onderging na de beet niet direct een behandeling omdat men ervan uitging dat rabiës bij vleermuizen in Groot-Brittannië niet voorkwam. Uit recent onderzoek blijk dat ongeveer 21% van de laatvliegers en 4% van de meervleermuizen het virustype EBLV bij zich dragen. Overigens is bij de meest voorkomende vleermuis in Nederland - de gewone dwergvleermuis - het virus nooit gevonden, ook niet in Nederland.

Het Centraal Instituut DierziekteControle (CIDC) in Lelystad onderzoekt op rabiës alleen nog (wilde) dieren met abnormaal gedrag en vleermuizen die in contact zijn geweest met mensen of dieren.

Hoe is de ziekte te voorkomen?
  • In Nederland is vooral het voorkómen van contact met vleermuizen van belang.
    Treft u een levende, gezonde vleermuis in huis aan, open dan een raam en doof het licht, zodat de vleermuis naar buiten kan vliegen.
    Treft u een zieke of dode vleermuis aan, raak die dan niet aan zonder handschoenen en zorg zeker dat u niet gebeten wordt. Bent u bang het dier zelf te pakken, bel dan met de vleermuizenwerkgroep, de gemeente of de GGD.
    Behandeling na contact met een hondsdolle, of een verdacht dier is mogelijk, maar moet snel plaatsvinden. Neem contact op met uw huisarts of de GGD.

  • Reizigers naar verre landen wordt dringend aangeraden zich te informeren over de situatie in het betreffende land. Vaccinatie is mogelijk, maar ook dan is behandeling noodzakelijk als er toch contact is geweest met een mogelijk besmet dier.

  • Onze huisdieren kunnen gevaccineerd worden tegen rabiës. Wanneer u uw dier meeneemt naar het buitenland is vaccinatie verplicht.

Het verhaal op deze pagina is grotendeels overgenomen van de website van het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu.